Klimplanten als ecologische sleutelstructuren voor bestuivers

Inleiding

De achteruitgang van bijen en andere bestuivende insecten behoort tot de grootste ecologische uitdagingen van deze tijd. Door factoren als verstedelijking, intensieve landbouw en klimaatverandering zijn de voedsel- en nestplekken van insecten in rap tempo verdwenen. Gemeenten, burgers en ontwerpers zetten zich steeds vaker in voor groenere leefomgevingen – met bloemenranden, groene daken en boomgaarden. Maar één plantgroep blijft opmerkelijk onderbelicht: de klimplant.

Klimplanten worden vaak gezien als louter esthetisch – iets voor tegen een pergola of gevel. Maar ze spelen een cruciale ecologische rol. Ze bieden nectar, stuifmeel, schuilplekken en nestgelegenheid, én dat alles op een verticale manier. Daardoor benutten ze de vaak vergeten derde dimensie van onze tuinen en steden: de hoogte.

In dit artikel lees je hoe klimplanten bestuivers ondersteunen, waarom inheemse soorten het fundament vormen, en hoe zelfs bepaalde niet-inheemse soorten een belangrijke bijdrage kunnen leveren – mits doordacht ingezet.

1. Functionele waarde van klimplanten voor insecten

Nectar- en stuifmeelbron

Veel klimplanten leveren rijke hoeveelheden nectar en stuifmeel. Ze trekken een breed spectrum van bestuivers aan: wilde bijen, hommels, zweefvliegen, vlinders en zelfs kevers.

Bijvoorbeeld:

  • Hedera helix (klimop) bloeit van september tot november en is dan een van de laatste nectarbronnen. Honingbijen, aardhommels en herfstactieve zweefvliegen profiteren ervan. Volgens onderzoek van Hicks et al. (2016) behoort klimop tot de top van nectarleveranciers per vierkante meter.

  • Lonicera periclymenum (wilde kamperfoelie) verspreidt haar geur vooral in de avond en trekt dan nachtvlinders aan zoals de gamma-uil (Autographa gamma).

  • Rubus fruticosus (braam) bloeit lang en rijk, en is cruciaal voor een brede waaier aan insecten. De bloemen zijn open en makkelijk toegankelijk; bovendien biedt de doornige structuur bescherming en nestmogelijkheden.

Seizoenscontinuïteit: van winter tot herfst

Een van de sterkste ecologische punten van klimplanten is hun lange en verspreide bloei. Door soorten slim te combineren, kan bijna het hele jaar nectar worden aangeboden – essentieel in een landschap waar voedsel vaak seizoensgebonden verdwijnt.

Seizoen Soorten Belangrijke bestuivers
Winter Jasminum nudiflorum, Clematis armandii Honingbijen bij zachte temperaturen, vroege vliegen
Vroege lente Clematis alpina, Rubus fruticosus Vroege wilde bijen zoals Andrena-soorten
Zomer Lonicera periclymenum, Passiflora caerulea Vlinders, hommels, honingbijen
Nazomer/herfst Hedera helix, Clematis vitalba Overwinterende bijen, zweefvliegen, vlinders

Deze “nectarkalender” maakt klimplanten tot een waardevolle toevoeging aan zowel natuurlijke als stedelijke ecosystemen.

Structuur en nestgelegenheid

Klimplanten bieden meer dan alleen voedsel. Ze creëren beschutte microklimaten waar insecten kunnen rusten, nestelen of overwinteren. Holle stengels, ruwe bast of dichte begroeiing – zoals bij oude klimop – bieden nestplekken aan metselbijen, maskerbijen en andere solitaire soorten.

Daarnaast profiteren ook vogels (zoals winterkoninkjes) en kleine zoogdieren van de beschutting en insectenrijkdom die klimplanten met zich meebrengen.

Groene gevels Gemeentehuis Maasmechelen

2. Inheemse klimplanten: ecologisch fundament

Inheemse plantensoorten zijn van nature aanwezig in een bepaald gebied en vormen de basis van het lokale ecosysteem. Ze zijn door duizenden jaren van co-evolutie nauw afgestemd op de lokale insectenfauna.

Specialisatie en interactie

Veel insecten zijn gespecialiseerd en bezoeken slechts een beperkt aantal plantensoorten. Die zogeheten oligolectische bijen verdwijnen snel wanneer hun voedselplant verdwijnt.

Voorbeelden:

  • Andrena florea (witbandgroefbij) is strikt afhankelijk van de inheemse Bryonia dioica (wilde bosrank). Zonder die plant verdwijnt de soort lokaal volledig.

  • Lonicera periclymenum is een belangrijke nectarbron voor nachtactieve bestuivers zoals de gamma-uil. De bloeiwijze en geur zijn aangepast op deze groep insecten.

Andere inheemse soorten met hoge ecologische waarde:

  • Clematis vitalba (bosrank): zomerse bloei, veel nectar voor bijen en vliegen.

  • Rosa arvensis (veldroos): eenvoudige bloemstructuur, goed toegankelijk voor bijen.

  • Calystegia sepium (haagwinde): diepe kelken, favoriet van grote hommels.

  • Humulus lupulus (hop): biedt klimmende structuur en schuilplekken.

Wetenschappelijke onderbouwing

Onderzoeken van Tallamy & Shropshire (2009) en Narango et al. (2018) tonen aan dat inheemse planten meer insectensoorten ondersteunen dan exoten. Met name gespecialiseerde rupsen en bijen blijken sterk afhankelijk van inheemse flora.

Bovendien dragen deze insecten bij aan hogere niveaus in de voedselketen – denk aan vogels, egels of vleermuizen.

3. Niet-inheemse klimplanten: kansen bij zorgvuldige selectie

Niet alle exoten zijn slecht. Sommige niet-inheemse klimplanten leveren aantoonbaar nectar en stuifmeel dat goed toegankelijk is voor lokale insecten. Zolang de soort niet-invasief is en zich ecologisch “gedraagt”, kan ze nuttig zijn als aanvulling – vooral in nectarme periodes.

Voorbeelden van waardevolle exoten:

Soort Herkomst Bloeiperiode Bezocht door Bijzonderheden
Clematis armandii China Maart–april Honingbijen, vroege vliegen Zeer vroege bloei, wintergroen
Clematis alpina Alpengebied April–mei Wilde bijen Compact, schaduwverdragend
Jasminum nudiflorum China Dec–maart Bij zachte winters actief Weinig alternatieven in de winter
Trachelospermum jasminoides Z.O.-Azië Juni–aug Bijen, vlinders Geurende bloemen, langdurige bloei
Passiflora caerulea Zuid-Amerika Juni–okt Bijen, zweefvliegen Makkelijk in bloei, niet-invasief in Benelux
Campsis radicans N-Amerika Juli–sep Grote hommels, vlinders Diepe kelk, hommels met lange tong profiteren
Wisteria floribunda Japan Mei Honingbijen, hommels Korte maar intense bloei
Akebia quinata Oost-Azië April–mei Solitaire bijen Schaduwtolerant, decoratief
Parthenocissus quinquefolia N-Amerika Juli–aug Bijen, wespen Kleine bloemen, veel nectar

Salisbury et al. (2015) toonden aan dat ook exotische planten veel insecten kunnen aantrekken – zolang bloemvorm en bloeitijd goed aansluiten bij de lokale fauna.

4. Richtlijnen voor ecologisch ontwerp

Wie klimplanten wil inzetten voor bestuivers, houdt rekening met:

  • Seizoensdekking: combineer soorten zodat altijd iets bloeit, ook in winter en herfst.

  • Inheems als basis: geef de voorkeur aan inheemse soorten voor maximale biodiversiteitswaarde.

  • Niet-invasieve exoten als aanvulling: kies soorten die nectar leveren en niet woekeren.

  • Structuur en ondersteuning: zorg voor stevige klimrekken, hekken of gevelsystemen.

  • Vermijd steriele cultivars: kies bij voorkeur botanische, enkelbloemige varianten.

  • Integreer met andere maatregelen: zoals rommelhoekjes, bijenhotels of neststenen.

Conclusie

Klimplanten zijn ecologische sleutelstructuren: ze verbinden, bloeien verticaal, bieden voedsel én beschutting, en benutten ruimte die anders leeg blijft. Inheemse klimplanten vormen het fundament van deze strategie. En mits zorgvuldig geselecteerd, kunnen bepaalde niet-inheemse soorten waardevolle aanvullingen zijn – vooral om de bloeiboog te verlengen.

In een tijd waarin biodiversiteit onder druk staat, verdienen klimplanten een prominente plaats in elke natuur-inclusieve tuin, gevel of openbare ruimte.

Zelf aan de slag? Laat je begeleiden!

Wil je de ecologische kracht van klimplanten inzetten in jouw omgeving? Neem dan zeker contact op met VertiLab voor een plantvoorstel op maat, ecologisch advies, of een locatie-inschatting voor een groene gevel of verticale nectarbron.

Samen met Groene Gevels vzw helpen we je graag op weg: van ontwerp tot aanplant. Of je nu een geveltuin wilt starten, een schutting wil vergroenen of een biodiversiteitshotspot in de stad wil creëren – wij denken met je mee.

📬 Neem contact op via: elien@vertilab.be/info@groengevels.be
🌱 Meer info op: www.groenegevels.be

Laat de gevels bloeien – voor bijen, hommels en voor jezelf.

Bronnen

  • Hicks, D. M., Ouvrard, P., Baldock, K. C. R., Baude, M., Goddard, M. A., Kunin, W. E., Mitschunas, N., Memmott, J., Morse, H., Nikolitsi, M., Osgathorpe, L. M., Potts, S. G., Robertson, K. M., Scott, A. V., Sinclair, F., Westbury, D. B., & Stone, G. N. (2016). Food for Pollinators: Quantifying the Nectar and Pollen Resources of Urban Flower Meadows. PLoS ONE, 11(6), e0158117.

  • Salisbury, A., Armitage, J., Bostock, H., Perry, J., Tatchell, M., & Thompson, K. (2015). Enhancing gardens as habitats for flower-visiting aerial insects (pollinators): should we plant native or exotic species? Journal of Applied Ecology, 52(5), 1156–1164.

  • Tallamy, D. W., & Shropshire, K. J. (2009). Ranking Lepidopteran Use of Native Versus Introduced Plants. Conservation Biology, 23(4), 941–947.

  • Narango, D. L., Tallamy, D. W., & Marra, P. P. (2018). Nonnative plants reduce population growth of an insectivorous bird. Proceedings of the National Academy of Sciences, 115(45), 11549–11554.

  • Hanley, M. E., Awbi, A. J., & Franco, M. (2014). Garden plantings and the conservation of pollinators. Functional Ecology, 28(3), 678–686.

  • Baude, M., Kunin, W. E., Boatman, N. D., Conyers, S., Davies, N., Gillespie, M. A. K., Morton, R. D., Smart, S. M., & Memmott, J. (2016). Historical nectar assessment reveals the fall and rise of floral resources in Britain. Nature, 530(7588), 85–88.

  • Baldock, K. C. R., Goddard, M. A., Hicks, D. M., Kunin, W. E., Mitschunas, N., Osgathorpe, L. M., Potts, S. G., Robertson, K. M., Scott, A. V., Stone, G. N., Vaughan, I. P., & Memmott, J. (2015). Where is the UK’s pollinator biodiversity? The importance of urban areas for flower-visiting insects. Proceedings of the Royal Society B: Biological Sciences, 282(1803), 20142849.

  • Dylewski, Ł., Maćkowiak, Ł., & Tobolka, M. (2019). Vertical gardens and green walls as potential habitats for pollinators: Opportunities and limitations. Urban Forestry & Urban Greening, 46, 126481.

  • Tamis, W. L. M., & van der Meijden, R. (2004). Changes in the vegetation of the Netherlands over the past century. Applied Vegetation Science, 7(2), 227–236.

  • Kühn, I., & Klotz, S. (2006). Urbanization and the flora of Central Europe. Urban Ecosystems, 9(4), 317–329.

  • Roy, H. E., et al. (2008). Alien ornamental climbers: A threat to native biodiversity in forest ecosystems? Forestry Commission Bulletin.